Natuurlijk juicht GroenLinks het toe als mensen gestimuleerd worden om mee te doen in de maatschappij. De inhoud van de participatiewet gaat ons echter een paar stappen te ver. Mensen worden gedwongen om te participeren en gestraft als ze dat niet doen. Dat is niet de juiste methode.
Een van de goede uitgangspunten van de participatiewet, is dat ook mensen met afstand tot de maatschappij (bijvoorbeeld doordat ze geen baan én geen collega’s hebben, of doordat ze lichamelijk of psychisch beperkt zijn) gestimuleerd worden om mee te doen. Er wordt bijvoorbeeld onderzocht of iemand vrijwilligerswerk kan doen. Het gaat ons echter een brug te ver om mensen te verplichten om te participeren. En eerlijk gezegd geloven we dat een verplichting uiteindelijk alleen maar contraproductief werkt.
Iets terugdoen
In het Beleidsplan Participatiewet, van het Zaanse college van B&W, staat beschreven dat je als uitkeringsgerechtigde ‘iets terug moet doen voor je uitkering’. Met andere woorden: wie niks doet, heeft ook geen recht op een uitkering. Hierdoor ga je bijna denken dat een uitkering een salaris is, waarvoor je blijkbaar bepaalde prestaties moet leveren. Terwijl de meeste mensen er niet voor kiezen om in een uitkeringspositie te belanden. En veel uitkeringsgerechtigden er ook niet in slagen uit die positie te komen. Dat kan verschillende oorzaken hebben. De banen liggen niet voor het oprapen. En sommige mensen hebben (bijvoorbeeld door leeftijd, onvoldoende opleiding, lichamelijke of psychische beperkingen) sowieso al meer moeite om aan regulier werk te komen. Ook persoonlijke omstandigheden (denk aan alleenstaande moeders met jonge kinderen, mantelzorgers) kunnen het extra lastig maken om een baan te krijgen. De participatiewet houdt liever geen rekening met al dergelijke oorzaken.
Verplichte tegenprestatie
In de Zaanse Participatiewet staat dat je iets terug moet doen voor je uitkering. En wanneer dat onvoldoende gebeurt, wordt er een ‘verplichte tegenprestatie’ opgelegd. GroenLinks is tegenstander van dat idee. Wij geloven niet dat een dergelijke maatregel helpt. Sterker nog: wij zien het als een strafmaatregel voor mensen die ondersteuning verdienen in plaats van straf. Ook aan de uitvoering van de tegenprestatie zitten heel wat haken en ogen. De tegenprestatie wordt opgelegd aan ‘wie niet naar vermogen iets terugdoet’. Maar wie bepaalt eigenlijk wat in iemands ‘vermogen’ ligt? En wie legt de tegenprestatie op?
Uitvoering tegenprestatie
De verantwoordelijke VVD-wethouder, Dennis Straat, kon tijdens de eerste twee commissievergaderingen op deze vragen geen antwoord geven. Het was onthutsend om te ontdekken dat hij niet had nagedacht over hoe deze strafmaatregel uitgevoerd moet worden. Pas tijdens de raadsvergadering deelde hij mee dat medewerkers van de sociale wijkteams een advies uit moeten brengen aan ‘de gemeente’. En dat is een slechte zaak. Want het verhoogt de drempel om hulp te zoeken én het bemoeilijkt de hulpverlening. Want wanneer een hulpverlener jou ook straf op kan leggen, zul je als ‘cliënt’ heel voorzichtig zijn in wat je wel en niet vertelt. En dat is niet bevorderlijk voor het uiteindelijke hulpverleningsproces. En ook voor hulpverleners is het een slechte ontwikkeling. Zij worden ‘hulpverlener’ en ‘stok’ ineen. Ze worden een verlengstuk van de ambtelijke handhaving, in plaats van onafhankelijke hulpverleners die het beste met hun cliënten voorhebben.
Motie
Tijdens de raadsvergadering van 27 november dienden wij een motie in om vast te leggen dat medewerkers van sociale wijkteams geen rol hoeven te spelen bij het opleggen van een tegenprestatie. Helaas kreeg onze motie onvoldoende steun.